DE UURWERKEN VAN DE GROTE EN DE KLEINE KERK TE STEENWIJK
Dr. ir. A.H. Vlagsma
Curriculum vitae van de auteur
Auke Hendrik Vlagsma is op 6 maart 1939 geboren in Bolsward. Hij ging naar de RHBS te Sneek en daarna naar de Hogere Technische School te Leeuwarden, afdeling
Bouwkunde, waar hij afstudeerde in 1961. Na de militaire diensplicht is hij in 1963 begonnen als bouwkundig tekenaar bij ingenieursbureau Dwars Hederik en Verheij te
Amersfoort en werkte o.a. aan het stadhuis te Arnhem. Vervolgens was hij van 1969 tot 1976 als chef tekenkamer in dienst bij een architectenbureau en in 1976 begon hij
met een eigen bureau in Culemborg. Van 1972 tot 1979 studeerde hij parttime Architectuur en Bouwtechniek aan de Technische Universiteit te Delft. In 1992 is hij aan
dezelfde universiteit gepromoveerd op het proefschrift ‘Het ‘Hollandse’ orgel in de periode van 1670 tot 1730’. Hij publiceerde artikelen over de architectuur van orgelkassen
in het tijschrift de Mixtuur en schrijft nog steeds boeken en bijdragen voor tijdschrift ‘het Orgel’. Naast het onderzoek naar de historie van orgels interesseert hij zich ook voor
torenuurwerken. Sinds 2005 is hij deelnemer van de Stichting tot Behoud van het Torenuurwerk en leverde archiefmateriaal voor het boek ‘Torenuurwerken, Tijd voor
Iedereen’.
De voorgeschiedenis van beide uurwerken tot circa 1750
Het is niet bekend wanneer de toren van de Grote of St.-Clemenskerk, waarmee in 1467 werd begonnen en die in 1511 gereed kwam, zijn eerste uurwerk kreeg. Zo ook niet
van de Kleine of Onze Lieve Vrouwekerk, die in 1477 voor de tweede keer werd voltooid, nadat het gebouw eerder was afgebrand. In 1558 waaide bij een zware storm de spits
van de toren en werd niet weer opgebouwd. Het oudste bericht van een uurwerk vinden we in het stadsarchief; het betreft een reparatie van het ‘grote uurwerk’ in 1588 door
de uurwerkmaker Mr. Christoffel uit Groningen. Het ligt voor de hand, dat dit het uurwerk van de Grote kerk was. Christoffel kwam met de magistraat overeen, dat hij het
uurwerk voor 38 daalders zal herstellen en het daarna zijn leven lang in goede staat houden voor 2 daalders per jaar. Twee jaar later, op 8 juli 1590, wordt door Schepenen en
Raden weer een contract gesloten, nu met Mr. Geert Sluijtter, uurwerkmaker te Vollenhove. Hij heeft aangenomen het uurwerk in de St.-Clemenstoren vanaf Jacobi (25 juli)
1591 te onderhouden voor een vast jaarloon van 4 daalders en het eerste jaar voor 12 goudguldens.
In de 17e eeuw zijn er regelmatig uurwerkmakers in de stad om de uurwerken van de beide kerken in goede staat te houden. In 1629 ‘verstelt’ (repareert) Mr. Matthijs uit
Groningen het uurwerk voor 35 goudguldens en 20 stuivers. Aan het uurwerk van de Kleine kerk wordt in 1633 gewerkt door Andries Constabel en in 1641 door een
uurwerkmaker uit Blokzijl.
In 1649 krijgt de plaatselijke uurwerkmaker Dirck van Kal opdracht om de uurwerken van beide kerken te repareren voor 450 gld. met de voorwaarde, dat hij ze twintig
jaar in goede staat zal houden. Daar het bestek bewaard is gebleven weten we precies wat er aan beide uurwerken moest gebeuren, alle onderdelen worden genoemd. In de
Grote kerk moest het uurwerk helemaal uit elkaar worden genomen om een nieuwe as met slinger en rondsel voor het opwinden aan te kunnen brengen, verder een nieuwe
‘onrust’ met as en een nieuw ‘stiechrad’ met rondsel en as. Ook moesten de lagers van alle assen van nieuwe stalen bussen worden voorzien en er moest een nieuw
aandrijfmechanisme komen voor de drie wijzers, die ook werden vernieuwd evenals de houten wijzerborden.
In de Kleine kerk kreeg het uurwerk nieuwe onderdelen voor het opwinden, een nieuwe windvleugel, een ‘slachcruis’, een nieuw ‘stiechrad’ en een slagrad, beide inclusief de
rondsels. Verder zouden twee nieuwe raden gemaakt worden voor de wijzer, die zelf ook vernieuwd werd. Het uurwerk moest worden verbust en alle versleten onderdelen
vervangen. Zoals gezegd bleven beide uurwerken 20 jaar lang in onderhoud bij Dirck van Kal.
In 1688 werkt Jochiem Kleijn uit De Blesse aan de beide uurwerken en brengt er 28 car.gld. en 7 stuivers voor in rekening. In 1693 is er een kleine reparatie nodig, die
Dirck Bloemen uitvoert voor twee gulden.
Inmiddels zijn we in de 18e eeuw aangekomen. In 1726/’27 wordt een van de uurwerken nog onder handen genomen door David Leo en Willem Otterbosch, die voor hun
werk en materialen 49 car.gld. en 16 stuivers in rekening brengen. In 1746 krijgt de Grote kerk een nieuw uurwerk. Dit is bewaard gebleven en staat nu in museale opstelling
onderin de toren van de Grote kerk. Het wordt hierna beschreven door ir. L.A.A. Romeyn.
De Grote kerk met het Van der Meer-uurwerk van 1746
Dit nieuwe uurwerk werd geleverd door Melstert van der Meer, uurwerkmaker te Krommenie. Hij kwam per schip van Amsterdam om met de magistraat te onderhandelen, de
aanneemsom werd 400 car.gld. Het contract is bewaard in het 9e Memoriaal (resolutieboek) en ook de afrekening van alle bijkomende kosten, die in totaal 220 car.gld. en 9
stuivers bedroeg. Het betrof timmer- en smidswerk voor 95 car.gld., logies van de uurwerkmaker voor 65 gld. en bijkomende kosten van 160 gld. en 9 st. Deze kosten waren
voor een houten bok onder het uurwerk, lood aan de gewichten, touwen, een ijzeren hamer bij de slagklok en vracht vanaf Amsterdam. Van der Meer zijn zoon Derk tekende
op 28 januari 1748 voor ontvangst van de 400 gld. Hij had met zijn vader in 1744 ook al een nieuw uurwerk geplaatst in de Grote kerk van Vollenhove. Het Steenwijker
uurwerk had een heel uurs-slag met het volle aantal slagen en een half uurs met één slag. De afmetingen waren 3 voet en 8 duim hoog en breed en 3 voet en 5 duim diep. [In
werkelijkheid zijn deze maten 100.5 x 99.7 x 79.3 cm]. Via een verticale stang en een verdeelwerk moest het uurwerk drie wijzers aandrijven. De looptijd zou 28 uur bedragen,
het kon dus langer dan een etmaal lopen voordat het weer moest worden opgewonden.
In 1791 wordt het uurwerk schoongemaakt door C.W. Bakker te Goor, die dan een nieuw uurwerk levert voor de Kleine kerk. We vinden deze informatie in de
stadsrekening van 1792. Dit is het laatste concrete gegeven over de uurwerken, daar het 19e eeuws archief geen bijzondere informatie bevat. In de stadrekeningen staat een
jaarlijkse post van 25 gulden. voor het onderhoud van de stadsuurwerken. Aan het eind van die eeuw, in oktober 1894, komt het Van der Meer-uurwerk in het nieuws omdat
het niet meer naar behoren functioneert. Het is af en toe zo van slag, dat het openbare leven er hinder van ondervindt. De gemeenteraad gaat er zich mee bemoeien en
burgemeester en wethouders moeten uitzoeken wat de kosten zouden zijn van een nieuw uurwerk met minuutwijzer.
Er volgde een strijd van jaren, voordat het stadsbestuur het er over eens was, dat reparatie de beste oplossing zou zijn. Er was advies gevraagd aan de Haagse
uurwerkmaker Louis Frantz Wilhelm Volcke. Hij had geconstateerd, dat het uurwerk nog zeker de kosten van een reparatie waard was, alleen het aandrijfwerk van de wijzers
met de conische tandraden zou moeten worden vernieuwd. In 1896 wendde men zich tot de gebroeders Van Bergen te Heiligerlee met het verzoek om een rapport over de
toestand van het uurwerk en een begroting van de kosten. Zij constateerden, dat het nog in vrij goede staat was, alleen de lagers moesten worden verbust, de
compensatieslinger vernieuwd en ook de anker- of pennengang. Ook moesten er drie roodkoperen wijzerborden met uur- en minuutwijzers worden gemaakt, die evenals de
cijfers op de borden met ducatengoud verguld zouden worden. De totale kosten werden begroot op 750 gulden. Een nieuw uurwerk met de zelfde wijzerborden zou 1425
gulden kosten met het voordeel dat het eens in de acht dagen opgewonden behoefde te worden. Uiteindelijk werd in december 1896 besloten om de reparatie op te dragen
aan de Gebroeders Van Bergen te Heiligerlee, er 1.100 gulden voor uit te trekken en het aantal wijzerborden uit te breiden tot vier. Het werk werd uitgevoerd in 1897 voor het
genoemde bedrag, ƒ 885 voor het uurwerk en de wijzerborden en nog ƒ 215 voor de bijkomende kosten. Er was steigerwerk nodig, hulp van een timmerman en een smid en
een week logies voor de monteurs, die het uurwerk en de wijzerborden op hun plaats brachten.
In 1906 vonden herstellingen plaats door de stadsklokkenist Jacob van der Feer en J. Lameris uit Workum. Het betrof de hamerheffing op de klok en het wijzigen van de
aandrijving van de wijzers, die het gevolg was van het verplaatsen van het uurwerk naar de bovenste zolder in de toren. De reparateurs gaven een garantie van tien jaar. In
1914 kreeg de toren weer een spits, die zoals vermeld sinds 1558 ontbrak. De plaatselijke aannemer Aberson bouwde hem naar het ontwerp van architect Wolter te Riele uit
Deventer, onder toezicht van P.J.H. Cuypers, de rijksadviseur. Het uurwerk moest tijdelijk worden opgeslagen; het werd een jaar later hersteld en op zijn oude plaats
teruggezet door de Nederlandsche Torenuurwerkenfabriek Jos van de Kerkhof en Zoon te Aarle-Rixtel. Op de nieuwe spits kwamen vier nieuwe wijzerplaten met koperen uur-
en minuutwijzers, die door het uurwerk werden aangedreven met een lange verticale aandrijfstang.
De Grote kerk met het Van Bergen-uurwerk vanaf 1941
In 1941 kwam het toch tot de aanschaf van een nieuw uurwerk, dat werd geleverd door Koper-, Metaalgieterij en Machinefabriek Concordia (voorheen Gebroeders van
Bergen) te Midwolda voor 1.750 gulden. Het werd een mechanisch uurwerk met slinger en een constantekrachtaandrijving; het was voorzien van een elektromotor voor het
automatisch opwinden van de gewichten. Bij het wegvallen van de stroom had het uurwerk minstens zes uur gangreserve. Het zou zo nauwkeurig zijn, dat de afwijking
hoogstens één minuut per maand zou bedragen. De vier wijzerwerken zouden worden hersteld, eventueel vernieuwd en gemoderniseerd. De wijzers zouden afzonderlijk met
servomotoren worden aangedreven en per minuut verspringen. De cijferplaten en wijzers werden opnieuw verguld met speciaal dubbeldik toren-bladgoud. Ook werden de
problemen met de grote luidklok verholpen. Die bracht nogal wat trillingen in de toren waardoor scheuren waren ontstaan. Van Bergen had geconstateerd, dat dit kwam
omdat de klok los aan het klokhoofd hing. De remedie was het aanbrengen van een moderne stalen luidas met zware rol- of kogellagers; de klok kreeg een nieuwe klepel, een
ijzeren luidwiel en er kwam een nieuwe slaghamer. In de offerte staat, dat ‘één normale man’ de klok gemakkelijk zou kunnen luiden, maar deze klok werd van 1925 tot 1964
geluid door een kleine vrouw, Lammegien Boonstra, alias ‘Lammegien de Luudster’.
In 1950 werd er verlichting op de wijzerplaten aangebracht door de firma Eijsbouts voor ƒ 4080 en een post van ƒ 420 voor bijkomend werk. In 1942 wordt J. van der Feer
jr. aangesteld voor het onderhoud voor ƒ 220 per jaar. In 1953 zijn er storingen aan de wijzers, die door Eijsbouts worden verholpen. In 1960 installeert de firma Concordia een
moederklok en brengt een nieuwe wijzerverlichting aan in glazen buizen. In 1965 komt er een elektrische luidinstallatie, die wordt geleverd door Fa. S. van de Heide te Kollum
voor ƒ 12.500. In 2000 wordt een nieuwe klokkenstoel in gebruik genomen met daarin de twee historische klokken van Fredrijck Bütgen (1604) en François Simoni (1638) en
vier nieuwe. Toen werd ook de moederklok vervangen door een nieuw elektronisch mechaniek, dat zo is geprogrammeerd, dat er ook een voorslag is die de kwartieren op een
kleinere klok aankondigt met één tot vier slagen.
Het uurwerk in de Kleine kerk vanaf de reparatie van 1757
In 1757 vindt een grote reparatie plaats van het uurwerk in de Kleine kerk door de uurwerkmakers Jan Jacobs en Adam Jans, vader en zoon. De vader is stadsuurwerkmaker
van Deventer en de zoon woont in Steenwijk. Zij nemen voor 130 car.gld. aan om het uurwerk te repareren en daarna tien jaar lang te onderhouden. Alle versleten en
ontbrekende delen zullen worden vervangen, het wijzerbord geschilderd en de letters en de wijzer verguld. Het stadsbestuur zal een steiger laten maken om bij het wijzerbord
en het slagwerk te kunnen komen en zal ook zorgdragen voor nieuwe touwen aan de gewichten. Uit het contract blijkt, dat het uurwerk op de slagklok laat slaan op de hele en
halve uren. Bij de uitvoering van het werk blijkt, dat het wijzerbord in zo’n slechte staat is dat het vernieuwd moet worden. Adam Jans ontvangt er een gouden dukaat extra
voor.
In 1791 is het oude uurwerk zo zeer versleten, dat het moet worden vervangen. Het nieuwe wordt gemaakt door uurwerkmaker Carel Willems Bakker uit Goor. Doordat
het bestek bewaard is gebleven weten we precies hoe groot het was. Het kon alleen de hele uren voluit slaan en gaf op de halve uren één slag. Er is aanvankelijk het plan
geweest een volle halfuursslag aan te brengen maar de betreffende alinea is in het contract weer doorgestreept. Voor deze extra voorziening moest een tweede slaand werk
worden gemaakt, dat tussen het gaande en het slaande werk zou worden geplaatst. Er zouden dan drie gewichten moeten komen en zes katrollen voor de touwen.
Toen het uurwerk in 1874 niet meer werkte en ook nog eens in de weg stond is het door de kerkvoogdij van de Hervormde gemeente met toestemming van de
gemeenteraad van de zolder van de Kleine kerk verwijderd, maar het is niet bekend waar het is gebleven.
Bijlagen
1. Bestek voor reparatie van de beide uurwerken door Dirck van Kal, 3 juli 1649 (OA inv.no. 6, Memoriaal 1647-1666, fol. 43 ro+vo,)
Reparatie aan de beide uijrwercken
Den 3 julij 1649 heft de Magistraet deser stadt Steenwijk bestadet aen Mr. Dirck van Kal uijrwerckmaker alhier om te maeken eerstelijck aen ’t uijrwerck in de grote toorn, een
opwindels ronsel met een spil nieuw en een nieuwe onrust met een nieuwe onrust spil. Item een nieuw stiechratt met een nieuw stiechradts ronsel, een nieuwe hameivhere
met een nieuwe bus, voorts een geheel nieuw leijtwerck tot drie wijsers, met drie nieuwe handen met nieuwe stangen die de wijsers drijven. Mede het werck schoon te
maeken ende de gaten so versleten sijn met stalen bussen ingeleijt en daerbij noch alle andere faulten ende gebreeken hierinne niet genaempt als te maeken dat de
uijrwercken sijn so goet als nieuwe goede wercken roemen sal.
Ten anderen aen ’t uijrwerck in de Kleine kerk te maeken dienstich en goet, een nieuwe onrust spil, een nieuw slachcruis, twee nieuwe wiesraden met een nieuwe handt die
wiest, noch een nieuwe stiechradts ronsel met een stiechradt ende mede een slachradt ronsel, noch een nieuw opwindels ronsel ende alle de versletene gaten te verbussen
met stalen ringen mette half uir goet en gangbaer te maecken als mede ’t gehele werck te suveren ende schoon te maeken daerenboven oock alle andere onbenoemde
faulten ende repareren ende also ’t gantsche uijrwerck te maecken dattet alles so goet als nieuw is.
Hebbende den voornoemde Mr. Dirck van Kal mede angenomen den tijdt van twintich eerstcompstige jaren goet en gangbaer te holden buten costen van de stadt. Alle
voorbenoemde beide uirwercken in sulcken voegen dat de magistraet daer geen wijldre oncosten als van het schoonmaecken sal hebben te dragen ende te doen. En heeft de
magistraet daer voor an den voorn. Mr. Dirck te betalen aengelooft voor eerst stede vast een somme van vierhondert en vijftich car.gld. van twintich st. ’t stuck bij ’t voltrecken
vant voorsz. werck voort te betaelen. Doch daer voorn. Mr. Dirck eenige penningen onder ’t gemelde werck mocht van nodig hebben ende des begeert sal men denselven tot
redelickheijt ende distinctie van de magistraat daermede accomoderen ende genieten gelijck nu almede bij genoemde Mr. Dirck in casse ’t gemelte aengenomene werck wel
tot goet genoegen gemaeckt te sijn bevonden mach worden tot redelijcke discretie van de magistraet noch boven voorsz. bedongen penningen een recognitie sal doen ten
dage en iaren als boven. Ende is daerop een instrument bij de heren burgermeesteren in den tijt hier vollgens neffens Mr. Dirck Kal voorts onder teickent ende mede also
selvige dagen in dit memoriael gereseseert.
2. Contract voor levering van nieuw uurwerk in de Grote kerk en de specificatie van de kosten (OA Steenwijk, inv.no 9, Memoriaal 1724-1748)
a. Het contract, 6 juni 1746 (fol. 296)
Het uijrwerk in de groote Tooren door ouderdom gansch versleten, en onherstelbaer zijnde heeft de Magistraat geresolveert een nieuw uijrwerk te laten maken en is daer over
gehandelt met Melstert van der Meer om het selve alhier te maken, dat:
Het werk zal hoog zijn 3 voedt agt duijm, breed 3 voedt en 8 duijm en zijn kant of vierkant 3 voet en 5 duijm.
Slaende het geheele uijre vol uijt en halv uijr een slag, lopende 28 uijren met drie lopende wijsers die egaal wijsen alles in goede ordre waer voor den aennemer zal genieten
vier hondert guldens als het werk voltoijt in de tooren gestelt opgenomen en goedgekeurt is
Voorts zal de magistraat den aennemer geduijrende hij alhier zijn moet om het werk te setten en stellen vrij logement besorgen, de smith en timmerman zoo daer bij moeten
geemploijeert worden geduijrende het werk alhier zal geplaetst worden zijn tot laste van de stad, het transport van het uijrwerk van Amsterdam tot hier tot laste van de stad.
b. Het betalingsoverzicht, 28 januari 1748 (327vo)
Ten dienste van de stad van Merkmeester Albert Aberkrombe in gekomen zijnde agt hondert car. guldens, zijnde dese penningen gemploijeert tot reparatie van de Kleijne
Toorn en betalinge van het uijrwerk in de groote Toorn den 6 junij 1746 bestedet om te maken.
Den 28 januari 1748
Aan Jannes Aberkrombi voor aengenomen reparatien en daer toe
geleverde materialen aen de Toorn op de Kleijne kerk 80.-.-
Aan de Horologie maker volgens accoord van den 6 junij 1746 400.-.-
Albert Bloemer voor ijserwerk 32.-.-
Lucas Busing timmerloon 24.-.-
Andries Crediet timmerloon 39.-.-
Swaentjen Harms 15.16.0
Roelof Kiers voor logijsgelt van de horologemaker 65.-.-
Jan Tomas voor de vragt van het uijrwerk van Amsterdam herwaerts 6.11.0
Voor het touw en de stoel van het uijrwerk 14.18.0
Voor lood aen de gewichten 13.10.0
Aen de merkmeijster een jaar gagie pinx. 1748 25.-.-
Voor de hamer aen het uijrwerck 9.14.0
In de marge:
den 28 januari 1748
De magistraat van Steenwijk heeft aen mij betaelt de bedongen vier hondert car.gld. over nevenstaende accoord begrepen.
Derk van der Meer
3. Bestek voor reparatie van het uurwerk in de Kleine kerk, 27 sept 1757
(OA Steenwijk inv.no. 276
Contract met de horologiemaker Adam Jans alhier te Steenwijk en desselfs vader Jan Jacobs te Deventer over de reparatie van het uurwerk in de Kleine kerk.
Wij Burgermeesteren Schepenen en Raden der Stadt Steenwijk bekennen en verklaren overeen gekomen en geaccordeert te hebben met Adam Jans alhier
te Steenwijk en deselve te hebben aenbestedet het repareren van het uurwerk in de Kleine kerk alhier te Steenwijk waarbij deselve heeft aengenomen het selve uirwerk
wederom in goede gangbare staet te brengen met gehele en halve slagh daer toe te sullen leveren alle het manquerende ijserwerk ende boven en al het gene aan het oud
werk mochte ontbreken, mitsgaders het schilderen van de wijser en het vergulden van de selve, invoegen de stad daer toe niet anders sal behoeven te leveren dan het touwerk
mitsgaders het maken van de steigeragien tot het in ordre brengen van het slagwerk en de wijser vereischt werdende. Wijders verklaren wij Adam Jans en Jan Jacobs stads
Horologiemaker te Deventer het selve uirwerk in goed gangbare staet te sullen houden en in cas van reddeloosheid het selve te sullen repareren en weder in gangbaren staat
te sullen brengen en onderhouden de tijd van tien jaren lang gedurende ingaande a dato desen en sullende eindigen op gelijke datum in’t jaar 1767 alle onweerbaar geweld
uitgesondert mitsgaders het onderhoud van de touwen waarmede sij aannemers niet sullen te doen hebben: waar voor wij Burgermeesteren Schepenen ende Raed voorsz
hebben belooft en aangenomen beloven en nemen aan bij desen aan gemelde Adam Jans ende Jan Adams te betalen een somme van één hondert dartigh Caroli guldens
dus segge 130 te betalen voor desen. Vermits het wijserbort vergaand zijnde een nieuw wijserbort heeft moeten gemaakt worden voor schilderen en vergulden vant selve de
leverantie van goud daeronder begrepen aan deselve toegeleijt een gouden ducaat 5.5.0.
Te oirconde is desen getekent voor desen stadssecretaris en door de aennemers voorsz binnen Steenwijk.
den 27 sept. 1757 ter ordonnantie van de Heren voorsz.
alhier was getekent was getekent
Jan Jacobs
Adam Jans H. Tuttel
Zie voor onderstaande tekst de bijlagen:
Contract 1, contract 2 en Contract 3.
4. Bestek voor een nieuw uurwerk in de Kleine kerk, 26 sept. 1791
(OA Steenwijk inv.no. 276)
Ontwerp of opstel van een nieu uirwerk alhier tot Steenwijk in den toren te maken.
Ten Eersten
Soo moeten daer toe gemaekt worden vier vierkante pielaren 1½ duim dik 3½ voet hoog en de selve met 15 soo leggende als staende platte staven in malkander gewerk
worden soo dat het selve vast en onbeweegelijk is en het vierkante werk over eene kant ruim 3 voet en de kant iets minder in sijn vierkant.
Tot het gaende werk 2
Soo moet daer in gemaekt worden een rad met sijn spille daer toe nog een rad om de gewigten op te winden met een ronsel en spille en kruk daer toe een goede suivere
houten rolle daer het tou op gaet met sijn snek en klink en veeren soo dat behoort en alles hegt en sterk genoeg om sijn behoorlijk effekten te kunnen doen en daer toe nog
twee raden met ronsels en spillen daer toe een onrust spille met sijn vesting daer de slinger an hangt en een Slinger na Proporti van de hoogte van het werk vierkant en dit
soo gemaekt alles dat een die sig verstaende moet bekennen dat daer in vijftig jaeren geen Extra ordinaar Reperatie an behoef gedaen te worden ten sij dat behoorlijk
getrakteert en schoongemaakt wort en ordentelijk gesmeert.
Tot het slaende werk 3
Vereijst tot het slaende werk een dito rad als dat eerstgenoemde van het gaende werk daer benevens nog een rad met een ronsel om op te winden en daer toe nog een rad
met een spille en ronsel en nog een dito spille met een ronsel daer een windvleugel an koomt. Daer benevens een rad daer de uiren op verdeijlt worden dat genaemt wort het
sluitrad met een ronsel daer het selve door gedreven word.
4
(onderstaande tekst, betreffende een volle halfuurs slag, d.w.z. met het aantal slagen van de komende uurslag, is doorgestreept)
Soo als het werk moet gemaekt worden om het half uir vol uit te slaen soo moet het vierkante werk soo veel breder gemaekt worden dat de beijde slaende werken daer tegen
malkanderen kunnen ingebragt worden en daer toe wort dan vereijst drie touwen drie gewigten ses schijven daer de touwen over lopen en draetwerk om de hamers te trekken
en goed en suffisant gemaekt.
5
Tot het werk om de wijser te draijen onder an het werk om die af en na boven te leijden wort vereijst vier raedjes en boven in de toren nog een rad met een ronsel om de wijser
te doen gaen en alles in goede perfectie te brengen om sijn behoorlijke effekten te kunnen uitwerken.
6
Daer en boven soo moet het werk gemaekt worden dat alle de spillen van het gaende als slaende werk in metalen bossen draijen behalven die daer het opgewonden word.
Dit hier in gemelde uirwerk neme ik an te maken en goed en gankbaer in den toren te leveren voor een somma van vierhondert gulden vermids de Heeren Besteders een
houten stoel daer toe sullen laten maken voor haer rekening en an mij het oude werk sullen laten toekomen tot mijn voordeel. Dat hier twee alleensludende hier van gemaekt
en getekent.
Steenwijk den 26 sept. 1791 Carel Willem Bakker
ter ordonnantie van de Magistraat
A. Fledderus Secret.